dinsdag 22 mei 2007

Arend / Stefan Brijs

Anna is als vijftienjarige door haar vader meerdere malen verkracht. Haar ontwikkeling is daardoor op haar negentiende nog niet wat ze zijn moet: Anna is plat. Overal. Plotseling krijgt ze toch het verlangen naar een kind, en ze besluit een beroep te doen op een spermabank. Zij zullen haar wel kunnen helpen met haar meisjeswens. Niet dus. Niemand kan haar garanderen dat ze, wanneer ze zwanger is, een meisje zal krijgen. In haar hoofd groeit echter het idee, en ook de kinderkamer is ingericht als meisjeskamer. Haar dochter zal Hanne heten. Maar Anna krijgt een jongen… Hij groeide in de baarmoeder al buitensporig “Drie weken na zijn verwekking mat hij al zes centimeter.” Arend had nooit mogen geboren worden. Je krijgt als lezer onmiddellijk door dat hij niet gewenst is. Het denken van dit embryo is ietwat ongeloofwaardig. Dit hoort eerder thuis in een grappig boekje “hoe vind ik mijn ouders, en zij mij?” “Hij nam zich voor zo hard te blijven groeien zodat hij nooit op een natuurlijke manier ter wereld zou kunnen komen.” Ook wanneer de zwangerschap vordert, “verveelt” Arend zich, en speelt hij wat met de navelstreng, die hij uitrekt, en om zijn hals draait. Anna is tonrond, en heeft op het einde van haar zwangerschap zelfs hulp nodig om haar onderkant te wassen.
Wanneer “Hanne” “Arend” blijkt, en bovendien veel te groot is, is het hek van de dam, zij het erg subtiel. Arend voelt (Dat is wel geloofwaardig) dat hij niet gewenst is. “Hij verheft het huilen tot een kunst.” (En drijft zijn moeder tot wanhoop, evenals de andere flatbewoners.) Tot Anna het moe is, en hem onder zijn armen uit het raam hangt tijdens een regenbui. Nu stopt Arend, en spreidt zijn armen. Als baby wil hij reeds vliegen. Arend is bezeten van alles wat vliegt, vleugels heeft. Bij een ongeluk in zijn babypark (zijn moeder laat hem hele dagen alleen, ze kan de zorg voor “de zoon die zo hard op haar vader lijkt” niet aan. Soms ziet ze haar vader dan ook weer voor zich.), loopt hij een beperking aan zijn linkerbeen op. Door zijn omvang gaat Arend hoe langer hoe schever groeien, en voor zijn moeder kan hij al die tijd niets goed doen, en krijgt hij meer slaag dan eten. Toch is dit gegeven zeer subtiel weergegeven, deels bekeken door de ogen van Arend, die toch een wat vreemde jongen zal worden, je zou voor minder, zonder impulsen. Alles wat Arend doet, wordt door zijn moeder beloond met vloeken en slaan. Op de duur merkt de lezer dat Arend heel erg bang voor haar wordt, als hij wat ouder wordt. Als baby laat ze hem onverschillig.
Dit is een heerlijk boek. Perfect gedoseerd, en nooit belust op sensatie. Je krijgt eerder ongelofelijk medelijden met de mensen uit dit boek. Met Anna, met Arend, die er niets aan kan doen dat hij geboren is, en met Hans, de bovenbuur, die Arend toch een beetje liefde wil geven, waar Arend zo naar verlangt, hoewel hij het niet kan zeggen. Op school is hij een nul, de kleuterschool zegt hem niets. Zijn ma zegt dat hij dom is. Gelukkig heeft Arend zijn vleugelverzameling, waarvan hij bezeten is. Wanneer het boek toch ietwat sensationeel zou KUNNEN worden, wordt dit op een heel natuurlijke manier de kop ingedrukt, en begint een volgende fase in het leven van Arend. ! “Arend fogel stukgedaan…” (De vogel is dood, en dat is aan Arend te danken, dat is zo) “Anna en Nelly’s stemmen klinken hysterisch (na de dood van Arend’s grootvader, het is Anna’s vader zijn wens om zijn kleinzoon voor zijn dood toch één maal te mogen zien.) Of nog: nooit heeft Arend zich zo licht gevoeld… Waarmee het boek eindigt… Ook de pesterijen waarmee de mismaakte Arend af te rekenen krijgt, worden nooit heel erg expliciet, en geweld is daardoor nooit een “gratis element” in het boek. Ik zei het al, een heerlijk, nooit vrijblijvend boek.
Arend / Stefan Brijs.- Amsterdam : Atlas, 2000.- 270p.- ISBN 90 450 0280 9 - 16+