dinsdag 6 september 2016

Nog een keer: Mijn vriend Hitler / Piet De Loof

“ ‘Gust’, prevelde ze. ‘Gust’. ‘Frau Hitler’, fluisterde ik terug – niets meer dan dat, woorden waren zo moeilijk. ’Gust… ik wil je iets vragen’. (…) De woorden verbrokkelden tot zuchten, verklankte zuchten. Maar toen sprak ze zacht en helder: ‘Blijf een goeie vriend voor mijn zoon. Als ik er niet meer ben.’ Ik knikte, week al terug en hoorde nog wat ze zei: ‘Hij heeft niemand anders’ ”
August Kubizek

Linz, 1905. August Kubizek werkt mee in de zaak van zijn ouders. Een meubelmakerij, stoffeerderij. Hij is bezeten van muziek, vooral Wagner. Hij is vaak in de opera te vinden, aan de rechterkant, staand aan een paal. Op een dag is zijn plekje echter bezet. Een jongen van een jaar of zestien staat precies op het plekje waar Gust altijd staat. De jongen laat er geen twijfel over bestaan: Gust zal een andere plek moeten zoeken… Dat is het begin van de vriendschap tussen Gust, August Kubizek en Adi, Adolf Hitler.

Favoriet citaat

Bovenstaand citaat staat op bladzijde 117, en het is absoluut mijn favoriete passage uit dit voortreffelijke boek. De Loof reconstrueerde op basis van bronnen en een dosis fantasie om het verhaal te laten lopen, maar met respect voor de geschiedenis, het leven van de tiener die ook Adolf Hitler ooit was.

Der Untergang

Toen de film “Der Untergang” in 2004 verscheen, vroegen mensen zich af: “mag je Hitler als mens tonen”? Het antwoord van Volker Ulrich, een auteur die in 2014 een tweedelige biografie over hem schreef, is van mening van wel: “Het mag niet alleen, het moet!”

Levendig personage

Piet De Loof heeft de tiener Adolf Hitler zeer levendig in zijn boek gestopt. Hij laat het verhaal van een levenslange vriendschap, die een paar keer ophoudt te bestaan, zo lijkt het, vertellen door ik-figuur Gust, beginnend in 1956, als al een tijd geweten is wat voor vreselijke dingen Hitler op zijn geweten had.

En al mag je Hitler zeker als mens tonen, het is ook goed dat Gust zich de vraag stelt: ‘Had ik hem kunnen tegenhouden? Had iémand hem kunnen tegenhouden?’

Wrang

Bij de eerste lezing van dit boek bekroop mij alvast een beetje een wrang gevoel: als men over Hitler leest, en hoe hij als jongeman was, kan de lezer van nu dan voorbij aan wat dit hoofdpersonage gedaan heeft?  Hier is hij een 17jarige jongen, met een moeder, en een jongere zus, Paula. Een 17jarige jongen met kolerieke trekken, dat is zeker, en ook iemand die altijd gelijk wilde hebben, en geen tegenspraak duldde. Dat wordt al duidelijk wanneer hij August leert kennen in de opera, en deze er een andere mening op nahoudt over een zanger die zijn rol al dan niet aankan…
Hitler werd aanbeden door zijn moeder en zijn zus, zonder dat zij één keer in opstand komen. Adolfs schoenen moeten worden gepoetst? Zus neemt die klus op zich. Adolf wil gaan studeren, maar er is geen geld? Moeder Klara regelt dit.

De vriendschap tussen Gust en Adi, zoals Adolf genoemd wordt doorheen het boek, is vrij natuurlijk. In dit boek bestrijkt ze een jaar of twee. Als Adi naar Wenen vertrekt om kunstenaar te worden – hij is er van overtuigd dat hij een héle grote zal worden – zal Gust hem volgen. Ze zullen samenhokken in een piepklein kamertje. Maar het is altijd Adi die de leidersrol opneemt.

Geen reflectie

Piet De Loof laat Gust niet reflecteren over hoe hij zijn vriendschap met Adi beleeft: de vriendschap is er, en dat volstaat. Adi is een echte dandy, die vaak veel ouder overkomt dan 17 of 19. Hij aanbidt zijn moeder, en dat is wederzijds, en de liefde tussen een moeder en haar kind is ook hier gewoon mooi, en bijwijlen hartverscheurend.
‘Zijn gezicht was bleek – zweet en tranen hadden zich vermengd. Toen pas, na de muziek die de dood van Wagner had verklankt, kon hij zeggen wat hij die dag had ontdekt. “Gust, mijn moeder gaat dood” (p102)
‘Adi stond op, liep geruisloos naar me toe en greep me plots met beide handen vast. “Mama is 47 jaar, Gust. 47! Dat is toch veel te jong om dood te gaan?” ’ (p117)

Eferding, 1956

De stukken die teruggaan bij het begin en aan het eind van het boek, naar 1956 blikken op hun beurt terug op het leven van Gust, die inmiddels 68 is, en wacht in zijn loge tot het tijd is om op te gaan.
Niemand hoeft te weten dat alle stukken die hij in Eferding zal dirigeren, zijn opgedragen aan de enige vriend die hij ooit had: Adolf Hitler.
En voor wie ook wil weten wat er van August Kubizek gebeurde: er is ruimte gelaten om het gezin dat Kubizek intussen heeft, te schetsen.

De Loof laat niets aan het toeval over. Het leven met Adi was geen pretje, en aan het eind van de oorlog wordt ook Gust ondervraagt en gevangengezet.

“Mijn vriend Hitler” is een prachtboek geworden. Je kunt de elementen in het boek feilloos googlen, maar het is geen knip en plakwerk: De Loof laat zijn taal zinderen, en Gust en Adi zijn de lezers erg nabij. En of de Donau echt tussen twee huizen geprangd zit, waardoor ze minder goed te zien is, zoals Adi stellig zegt? Ik wil dat zelf ook wel gaan bekijken…

Mijn vriend Hitler / Piet De Loof.- Sint-Niklaas : Abimo, 2015.- 246p.- ISBN 978 94 6234 342