vrijdag 20 mei 2016

Drie jongens overleven in een bos

Robin, John en Harold, drie kinderen wiens ouders al maanden in India verblijven om er te werken, worden opgevangen door hun veel te strenge tante Ellen. Het schooljaar op Banchester, het internaat waar ze tijdens het jaar verblijven, nadert. Er is nog 48 uur van de vakantie over. Robin, John en Harold zijn het allemaal moe. Ze willen niet meer dat tante Ellen, die niet zo goed met kinderen kan opschieten, de baas over hen is, en dat slapen met honderd andere jongens op de slaapzalen van Banchester: Ze bedanken feestelijk. Wat als ze nu eens weglopen, en als vrijbuiters in het bos overleven?

Harold, de jongste broer, strooit echter roet in het eten: hij krijgt mazelen en moet in bed blijven. Maar John en Robin, die zich voor de gelegenheid Robin Hood en Big John laten noemen, nemen alvast hun intrek in Brandon Chase, 12 kilometer van Downer House, waar ze wonen, verwijderd. Ze hebben een voorraadje havermout bij zich om de eerste dagen te overleven, en ze zijn niet van plan om nog terug te keren.
Een oude eik wordt hun thuis. Als hun voorraad opraakt, keren ze op een nacht nog één keer terug naar huis, en daar halen ze Harold op. (Little John). Ze nemen ook het geweer dat hun tuinman niet al te veilig heeft opgeborgen, alsook een doosje met nog honderd kogeltjes erin. Zo kunnen ze leven van de jacht en de visvangst.

Van dit boek is in de jaren ’80 van de vorige eeuw een televisieserie gemaakt. De afleveringen staan op Youtube. Het boek is al in 1944 geschreven, maar werd tot in 2015 nog niet in het Nederlands vertaald. Op cadeautjes is het soms heel lang wachten, zo blijkt!
Dit boek biedt de lezer een lekker ouderwets avonturenverhaal, en het is, door hoe BB (Pseudoniem van Denys Watkins-Pitchford, die ook voor de erg donkere, en helaas vaak onduidelijke illustraties zorgde) ook een ode aan de natuur. Het bos waar de jongens in wonen behoort weliswaar toe aan de hertog die er zijn domein van heeft gemaakt. Het is echter zo uitgestrekt dat de jongens, op wie al snel door de weinig snuggere Brigadier Bunting, en door de pastoor, in die tijd nog iemand met veel aanzien, de Withing, jacht wordt gemaakt, verborgen kunnen blijven.

Dit zorgt voor kleine, grappige toestanden, in de zomer wanneer Brigadier Bunting zijn kleren is verloren. Wanneer tante Ellen met heel wat andere mensen uit hogere kringen in the Chase de verjaardag komt vieren van Angela, lijkt het verhaal te kantelen. Grote gevoelens waar twaalfjarigen mee worstelen: het is ook Big John, die verliefd is op Angela, niet vreemd. Hij is er het hart van in dat hij samen met zijn broers haar verjaardagstaart verwisselde voor een ongevaarlijke ringslang in de picknickmand…
Tot slot hebben we ook nog Smoko Joe, een zonderlinge oude man, die als we naar de illustraties kijken, wat wegheeft van een kabouter, die in een hutje in the Chase woont. Als de jongens een hond vinden die in het woud in een konijnenhol vastzit, is er van Smoko Joe al sprake geweest: hij zou gevaarlijk zijn. Zo gaat dat met zonderlinge figuren die een grote neus hebben, zo groot dat het bijna ziekelijk is, en waar Smoko Joe niets aan wil laten doen, en hij wil al helemaal niet naar het ziekenhuis. Bovendien draagt hij altijd een hoge hoed, en heeft hij een lange baard, je zou er van minder een tovenaar van gaan maken. (Al is dit dus niet helemaal zoals hij op de illustraties die van hem in het boek staan, wordt afgebeeld). De jongens besluiten de hond Bullit te noemen, en bij hen te houden. Maar de lezer heeft dan al door dat het de hond van Smoko Joe moet zijn. Zo komen de jongens met Smoko in contact, en er ontstaat een warme vriendschap tussen de vier woudbewoners. BB maakt hier een kleurrijk geheel van, waardoor stoppen met lezen moeilijk is.

Toch weten de jongens ook dat hun avontuur in het woud niet eeuwig kan duren. Hun ouders komen in januari terug. Dan willen ze terug naar huis. BB maakt er geen heldhaftig gegeven van in de trant van “We gaan nooit meer terug!” en dat maakt het boek erg geloofwaardig. Tussendoor worden de jongens telkens bijna opgemerkt, maar weten ze steeds te ontsnappen. Doorheen het boek hoop je dat ze niet zullen worden opgemerkt, dat hun avontuur nog kan blijven doorgaan. Dat ze zelf weten dat dit niet kan, heeft te maken met hun ouders – van wie ze een stevige uitbrander verwachten, maar meer nog met de bewoner die wanneer de jongens kerst vieren met Smoko Joe (en waardoor ze toch een beetje een echt dak boven hun hoofd hebben) zijn intrek neemt in hun eik… Maar wie deze bewoner is laat ik aan de lezer om te ontdekken…
BB schreef een erg geloofwaardig verhaal, dat volgens de uitleg die achterin het boek staat, speelt in de jaren ’20 van de vorige eeuw. Dat het verhaal al in 1944 geschreven werd, en pas nu vertaald werd, het is een beetje een raadsel.

Het is wars van alle modetrends die nu in boeken spelen, en daardoor oerdegelijk. Dat jongens weten hoe ze moeten jagen, en willen overleven, en dat ze daarom dieren zullen moeten doden: het is geen moment onaannemelijk. Ook wanneer de jongens pas weg zijn, en tante Ellen hierdoor in zak en as zit door het briefje dat de jongens achterlieten, is dit geen moment reden voor hysterische toestanden, al zit Tante Ellen als verantwoordelijke voor de opvoeding van de jongens wel flink in nesten.

Brendon Chase / BB ; Denys Watkins-Pitchford (ill) ; Luc van Heerwaarden (vert.).- Amsterdam : Ploegsma, 2015.- 365 p.: ill.- ISBN 978 90 216 7422 3 - 13+