maandag 30 november 2015

Perrongeluk...

Bert is een paar jaar geleden zijn vader verloren. Hij was treinbestuurder. Bert is gek op treinen. Nog gekker dan op zijn moeder, en nog gekker dan op zijn teckel, Flaubert. Bert zal op school een spreekbeurt houden over treinen. Die heeft hij tot in de puntjes voorbereid. En dan gaat het mis. Waar Bert eerst nog erg enthousiast was, heeft hij op de dag van de spreekbeurt een gevoel in zijn buik alsof hij vlinders heeft ingeslikt.

Plots beseft Bert dat niemand in de klas, ook de juf niet, geïnteresseerd zal zijn in wat hij te vertellen heeft. De kinderen op school vinden hem een freak, die niet thuishoort op school. Bert denkt daar anders over: pestkoppen als Wout, die horen niet thuis op school. Al snel is duidelijk dat Bert, die steeds een hoekje van het speelplein voor zichzelf opzoekt, allerminst een kasplant is. Sinds de dag dat hij zijn vader verloor, spreekt hij ook zo min mogelijk.

Bert geeft de pesters, die hem altijd weten te vinden, en dat is niet omdat ze vrienden willen worden, lik op stuk, door hen te zeggen dat hij alles kan worden wat hij wil, zelfs een trein.
Of dit op een dag ook echt het geval is, en Bert geen tenen meer heeft, maar wielen, dat mag de lezer zelf uitzoeken. Deze lezer ziet in “Min of meer per ongeluk” vooral een prachtig verhaal, dat doet denken aan wat Erwin Mortier in “Sluitertijd” deed met opgroeiende personages, en aan de film “Confituur” van Lieven Debrauwer. In deze film verlaat Emma’s echtgenoot haar een tijdje om bij zijn zus in te trekken, en Emma maakt net als Wouts mama, massa’s confituur. Misschien doen ze dit beiden om gemis te compenseren.

Tine Mortier schreef een doorleefd, klein verhaal over verder moeten met een groot gemis in het leven van Bert en zijn mama. Tussendoor vertelt Bert dat hij volgens zijn mama een enorme huilbaby was, die huilde zonder ophouden. Dat hij ophield met krijsen wanneer hij met zijn vader mee mag op de trein. Daar hebben we Bert’s passie voor treinen ontrafeld. De foto’s in het boek passen goed bij wat verteld wordt, met een pot confituur bij het stuk waarin blijkt dat Berts mama troost zoekt in het maken ervan, en wanneer Bert vertelt dat hij dus een huilbaby was, zien we een ontroostbare baby.

Bij het verlies van papa: een rode rokerige prent en een trein… (“Het hielp niet, we hadden geen schijn van kans”)

Tine Mortier geeft haar personages de nodige ontwikkelingen mee: “Toen ik nog een jongen was, heette ik Bert” We zien Bert als het ware groeien en almaar beter omgaan met het verlies van zijn vader, die hij natuurlijk heel erg mist. Tussendoor zijn er ronduit aangrijpende scenes, zoals die in de schuur, die ooit van zijn vader is geweest, en die is opgedeeld in twee stukken. En waar Bert meer van zichzelf tegenkomt dan hem lief is.

Dat Berts jeugd voorbij is, en hij het huis waarin hij is opgegroeid niet meer in kan (“En ik? Ik groeide nog steeds razendsnel. Elke dag werd mijn bed krapper”), het doet denken aan wat die andere grote Mortier met “Sluitertijd” deed: “Gij blijft maar groeien, geloof ik”, terwijl zij het was die in mijn armen kromp” (“Sluitertijd”, p160). Mortieren, ze zijn niet altijd slecht bedoelt, zo blijkt…

De cover van dit kleinood mag dan misschien wat kinderachtig aandoen, met een bijna speelgoedtrein op de cover, en als er “Pieter Gaudesaboos” op had gestaan, was dit misschien een heel ander vormgegeven boek geweest, maar op zich zou de vorm van een boek niet mogen uitmaken. Dat de foto’s omdat ze van agentschappen komen, de fotografen niet vernoemen is een beetje een min. Maar dit doet niets af aan de kracht van dit verhaal. Het formaat en de vorm van dit boekje doen misschien ook minder grage lezers toch eens naar een boek grijpen.
 Laat het dan dit boek zijn, of laat volwassenen deze lezers op weg zetten. Graag. En veel. “Min of meer per ongeluk” verdient het.

Min of meer per ongeluk / Tine Mortier ; Istock Images, Getty Images (foto’s).- Wielsbeke: De Eenhoorn, 2015.- 126p.- ISBN 978 94 6291 006 5 -10+