woensdag 4 juni 2014

Over vissen die niet smelten, en een dorp ver van de bewoonde wereld...

Het is de koudste dag van het jaar, in een dorp dat Winteroever heet. Het is er zo koud dat er zwaar vervoer over het dichtgevroren meer naar de overkant kan rijden.

Matti, de hoofdpersoon, wil echter te voet de andere kant bereiken, weg uit Winteroever. Zijn vader is al een hele tijd ziek, en brengt zijn dagen door op de bank, in een huis waar de rolluiken altijd naar beneden zijn, ook overdag. Vroeger maakte Matti’s vader prachtige glasramen, en waren de vissen in de kleine potten in de bijkeuken, zijn hobby. Nu kijkt hij niet meer naar zijn vissen om. En nu wil Matti’s neef Jarno meedoen aan een vissengevecht, waarin vissen elkaar bekampen tot de dood. Daarvoor wil hij Sirius, een tropische vis, gebruiken. Maar Sirius is de lievelingsvis van Matti’s vader.
Matti kan niet laten gebeuren dat Sirius sterft, en hij slaat met hem op de vlucht. In een warmwaterkruik, omhuld met een schapenvacht, in zijn rugzak. Matti berekent dat hij twee uur de tijd heeft om Sirius naar een aquarium in de stad te brengen. Langer zal de vis het niet uithouden.

Wat volgt is een knappe, spannende vertelling, waar de lezer meegaat, het ijs op, samen met Matti, die er alles voor over heeft om Sirius te redden. Maar dan mag Jarno hen niet te pakken krijgen.
Op het ijs leert hij Drika (Frederika) kennen. Zij is twaalf, en bijna blind. Ze vertelt Matti dat ze wacht tot iemand haar ogen weer open zal huilen, net als in het sprookje van Raponsje. In dat sprookje is haar prins in een doornstruik gevallen en blind geworden omdat de doornen zijn ogen verwond hebben.  Dit is wat Drika vertelt over hoe zij zelf is blind geworden tijdens een vakantie in de Bramenheuvel. Dat haar blindheid echter geen sprookje is, vertelt ze Matti al snel. Er ontstaat tussen hen een krachtige vriendschap, maar eentje met stekels.

Drika mag dan wel bijna blind zijn, ze is geen doetje. Zij op de vlucht voor de betutteling van haar ouders. Ze wil nog één keer de Bramenheuvel zien, voor ze dat niet meer zal kunnen. Het is Drika die Matti helpt om Sirius veilig aan de overkant te krijgen, “met [je] eigen hartenklop, die [Sirius] warm houdt”.

Haar ouders zijn doodsbang dat Drika iets overkomen is, en zoeken haar op het ijs.
Met “Vissen smelten niet” lijkt Jef Aerts definitief zijn weg gevonden te hebben in de wereld van de jeugdliteratuur. Zijn nieuwe boek is allerminst iets om tussendoor te lezen, en vraagt een inspanning van de lezer. In een mooie, zuivere taal vertelt hij het verhaal van Matti en Drika. Aerts maakt van Winteroever een dorp dat ver van de bewoonde wereld af ligt. Hij vertelt hoe families die dreigen uit elkaar te vallen, toch met elkaar verder moeten.

Het is donker en koud in “Vissen smelten niet”, maar de glasramen kunnen voor licht zorgen, en de gesloten rolluiken kunnen op een mooie dag weer open.
Vissen smelten niet / Jef Aerts.- Amsterdam : Querido, 2013.- 151p.- ISBN 978 90 451 1598 6