dinsdag 4 september 2012

Zou Lord Voldemort iemand anders zijn als hij niet in de Harry Potterboeken voorkwam en in de Hazelhoeve woonde?

Of: Moeten personages in kinder- en jeugdboeken aangename mensen zijn?
Moeten ze realistisch zijn, herkenbaar, dicht bij het gemiddelde kind of de doorsneetiener staan?
Waardoor komen ze tot leven, wat maakt hen onvergetelijk?
  

op deze vragen wil ik in dit stuk met veel graagte antwoorden. “Moeten ze dicht bij het gemiddelde kind of de doorsnee tiener staan?” Dat is een verschrikkelijke vraag. Er is namelijk geen kind, tiener of volwassene hetzelfde. Gemiddeld zou dus eigenlijk niet zoveel rol mogen spelen.

 Wat je wel kan doen, en dat is één van mijn stokpaardjes, is hen helpen om ook eens een ander boek, een boek dat ze zonder hulp niet zouden vinden, waar ze niet naar zouden omkijken, om eens nét dat boek eruit te kiezen. (Dat is iets wat altijd past lijkt het wel).

Maar ik wil zeker niet “de alwetende volwassene zijn”.  Het blijft gewoon fijn te merken dat kinderen en jongeren open staan voor leestips die ze van volwassenen krijgen. Wanneer ik voor mijn juryleden van de Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen kom aanzetten met – mooi voorbeeld: “Een Griezelmeisje” van Edward van de Vendel en Isabelle Vandenabbeele.

“Wat een dun boek zeg!” Wat een lelijke tekeningen! “Allez, ja, lelijk…”-  Toch is een uur bijna onvoldoende gebleken toen we met dat boek aan de slag gingen… Zo hebben ze toch iets heel nieuws ontdekt, én vonden ze het nadien eigenlijk toch wel fijn dat ze “het uit hadden want het was toch wel een te dun boek, met weinig tekst” of ook: "dat ze het toch hadden leren kennen.”

Ook Wolf, uit de Held-boeken van Stefan Boonen vind ik een erg leuk personage, omdat hij zo’n held is die eigenlijk heel gewone dingen doet. Maar voor kinderen is Wolf helemaal geen held! Sommigen lazen de boeken graag, omwille van het avontuur en de soms gekke streken, terwijl anderen “Huh? Wolf? Een held? Neuh!” vonden. Zo zie je maar weer.

Maar je kunt inderdaad wel een beetje meebeslissen wat je kind op zijn boekenplank zal hebben. Als het kind bijvoorbeeld al vier Geronimo’s heeft staan, kan je wel eens met iets anders komen aanzetten, en daarbij dan helpen in zijn of haar keuze. Een kind is ook niet gebaat bij een hele week snoep eten, of frietjes.

Maar ik wijk een beetje af, geloof ik. Wat een personage voor mij onvergetelijk maakt? Dat gebeurt wanneer ik een boek heel erg goed vind, wanneer een personage in mij gaat leven, wanneer ik kan zeggen: hij/zij zou mijn zusje of broertje kunnen zijn. Iemand als Mattias in “Terug naar af” van Bart Moeyaert bijvoorbeeld. Slecht in wiskunde, veellezer, voelt zich op zijn vijftiende, zo leek het mij, niet echt goed met de situatie, en je zou voor minder – net als ik : veellezer en wiskunderamp. Ach, Mattias was een spiegel, en is dat, als ik dit boek teruglees, eigenlijk, nog steeds.

Matilda dan. De creatie van Roald Dahl. Is zij realistisch? Zijn haar ouders dat? Haar broer Michiel? Geen van allen, denk ik. Michiel zou misschien nog het meest tot “doorsnee” gerekend kunnen worden. Een kind dat op vier jaar Charles Dickens leest omdat ze alle kinderboeken op die leeftijd uit heeft? Neuh. Maar net dat maakt haar tot wat dat boekfiguurtje is: onvergetelijk, en sympathiek. Dat sympathieke komt extra uit de verf bij Matilda, omdat zij alles is wat haar ouders NIET zijn: lief, begrijpend, en slim.

Dan wil ik het nog even hebben over een werkelijk PRACHTIG boek van Kevin Brooks – jammer dat al zijn andere boeken tot dan toe veel minder zijn eigenlijk, wat mij betreft – “Lucas”, voor tieners. Lucas is evengoed vijftien, zestien, net als Caitlin, die hem op een dag ziet lopen op het strand in de buurt van haar huis. Met wat hij haar voor inzichten geeft over het leven zelf zou je kunnen zeggen: die is veel ouder. Maar ook bij hem en Caitlin had ik het gevoel: die twee begrijpen elkaar. Het boek eindigt zeer dramatisch, maar naar mijn gevoel was het wel precies wat er zou moeten gebeuren om geloofwaardig te blijven, om Lucas het mysterie rond zich te laten behouden. Hmm, ja, Lucas en Caitlin, je komt niet zo makkelijk van ze af.

Ten slotte: gemiddeld, doorsnee? Wat zou dat moeten zijn? Kinderen, tieners, volwassenen met hun dagelijkse bezigheidjes? School, werk, eten, slapen? Als je zulke personages in boeken gaat neerzetten, heb je geen onvergetelijke personages, lijkt me. Je gaat die dingen uitvergroten, een beetje verbloemen, om zo tot een “onvergetelijk”, “knap”, “goed” boek te komen, denk ik. Een boek moet voor mij, ook mede door hoe de personages in elkaar zitten, soms gewoon verstrooiing bieden (Aspe, Tijsmans, De Bel, om er enkelen te noemen), maar een boek moet me ook verrassen, me warm maken, OOK weer door hoe de auteur een personage neerzet, of een situatie schetst: “De Gelukvinder”, “Gloeiende voeten”, “Danni Benoni”, … Boeken waarbij je voor jezelf ook vragen kunt gaan stellen, boeken die je omwille van het geheel niet koud kunnen laten. 

Toch is er nog een uitzondering op de eerste categorie: “De Griezelbussen” van Paul van Loon. Ook jaren na datum blijf ik die boeken met weinig om het lijf graag herlezen. Niet omwille van de personages, maar omwille van de griezelelementen die er voortreffelijk zijn ingewerkt. Zij hebben de bovenhand op de menselijke personages, die eigenlijk weinig van tel zijn.