zondag 8 juli 2012

Spinder, of Erik en het Kleine Insectenboek met weerhaken

Simon van der Geest won in 2011 de Gouden Griffel voor zijn boek “Dissus”, gebaseerd op het Oddysseusverhaal.  Voor “Dissus” er was, was ook van der Geest een debutant.  Dat deed hij wat mij betreft voortreffelijk met “Geel gras”, over de 11 jarige Fieke, die door haar ouders wordt vergeten op een camping in Frankrijk.  Hier en daar klonk het toen nog dat van der Geest nog geen Annie MG Schmidt was.  Dat mocht al een beetje een onzinnige opmerking geweest zijn, ze gaat na “Dissus” en “Spinder” al helemaal niet meer op.  Wie na “Dissus” al overtuigd was dat van der Geest geen toeval meer is, kan dat nu nog een keer bevestigd zien met “Spinder”.  Drie boeken, drie keer van der Geest, maar drie keer totaal andere boeken.

“Spinder” is opgevat als een schrift, eentje met een harde lichtgroene kaft, compleet met naamsticker en een ietwat slordig jongenshandschrift.  Het schrift hoort toe aan Hidde, en met alcoholstift is met dikke zwarte letters “Spinder” over zijn naam heen gestift.  De kaft staat vol met insecten, en datzelfde slordige handschrift.
De dagboekstijl wordt doorheen het hele boek consequent volgehouden, al wordt van het “handschrift” wel afgestapt om Hidde te laten vertellen.  De illustraties bevatten wel nog “geschreven” opmerkingen.

Het boek begint met een briefje, voorin gekleefd, waarin staat dat je als lezer nog altijd terug kunt, het boek / schrift wegleggen.  Maar Hidde wil hulp, en dus hoopt hij dat je toch verder zult lezen.
Hidde, nu elf jaar, woont samen met zijn moeder en broer Jeppe, die veertien is, in een huis met een geheime kelder, waar alleen Jeppe, Hidde en Ward het bestaan van weten.  Op een keer gaat het echter grondig mis tussen de drie broers, en moet de kelder zeker geheim blijven.  Hidde en Jeppe sluiten een deal: Hidde mag de kelder hebben, en hij maakt er een insectenlaboratorium van.  Hij houdt zielsveel van insecten, en kan er uuuren over vertellen.  Van der Geest slaagt er samen met illustratrice Karst-Janneke Rogaar in om van insecten veel meer te maken dan “vieze kriebelbeesten”.

Intussen zijn er na die noodlottige dag, toen Ward nog leefde, drie jaar voorbijgegaan, en Jeppe wil de kelder inpikken om er een drumhok van te kunnen maken.  Waar Hidde dan naartoe moet met zijn insecten, die door Jeppe steevast “beessies” worden genoemd?  Dat is Jeppes probleem niet.  En dus is het oorlog.
Deze oorlog gaat veel verder dan wat “oorlogje spelen omdat dat is wat kinderen doen”.  Het is een psychologisch knap staaltje over wat (nare) gebeurtenissen die moeten zien verwerkt te worden, met kinderen kunnen doen.  Hidde is een stille jongen, die nog geregeld nachtmerries heeft van wat er met Ward gebeurde.  Maar tegen Jeppe kan hij niet op.  Aan zijn moeder heeft hij ook niets, want zij is zowat onzichtbaar: als Hidde ’s morgens opstaat, is mama meestal al gaan werken, en ’s avonds komt ze pas heel laat thuis.  Jeppe en Hidde moeten dan ook meestal alleen eten.  Papa is jaren geleden vertrokken, en Hidde kan zich weinig van hem herinneren.

In Hiddes klas zit Lieke, op wie Hidde een oogje heeft, maar hij durft het haar niet te vertellen.  In zijn dagboek schrijft hij allerlei plannen om Lieke te vragen.  Maar ze is veel te vaak in het gezelschap van Amber en Anouk, en met hen erbij durft Hidde al helemaal niets te zeggen over zijn gevoelens voor haar.  Bovendien is Hidde helaas het soort jongen dat op school een beetje een pispaal is, zeker nadat hij Lieke wilde verrassen met haar lievelingsdieren: vlinders.  Ze houdt van roze, dus heeft hij geprobeerd om roze vlinders te kweken, heeft hij een spin met een vlinder, een spinder, proberen te maken.  Maar dat resulteerde zelfs in Hiddes bijnaam “Spinder”.  Geregeld beginnen kinderen op de speelplaats nu zelfs “Spinderen voor spinderen” te zingen.  Dit naar analogie naar “Kinderen voor Kinderen”, wat voor Vlaamse lezers misschien helemaal geen belletje meer doet rinkelen, maar Kinderen voor Kinderen is in Nederland nog wel populair.  Lieke schrok trouwens alleen maar van de spinder, die zijn eigen vleugels ging aanvallen, omdat je die zou moeten naaien in plaats van ze met secondelijm vast te maken.  Wanneer Jeppe Lieke inpikt om zangeres te worden bij zijn band, is Hidde haar ook nog helemaal kwijt.   
Bor, de nieuwe overbuurjongen is volgens Hidde en Jeppe maar een rare vogel, die ook nog eens bij Hidde in de klas zit.  Bor is een wat slome jongen, met een “normale” familie: vader, moeder, en een zus, Rosa.  Wanneer Jeppe Hidde heeft opgesloten in de kelder, zonder eten, is het – na lang nadenken van de kant van Hidde, over hoe hij uit de kelder kan ontsnappen – Bor die hem helpt, maar zelf ook opgesloten geraakt.  Bor vindt dit onrechtvaardig van Jeppe, hij heeft tenslotte niets met de oorlog tussen de broers te maken – Hidde heeft hem intussen zo veel mogelijk verteld – maar Jeppe antwoordt hem dat hij zich er dan ook niet mee moet bemoeien.

“Spinder” is een beklemmend, triest boek, maar zonder tranentrekkerig te zijn.  Triest, maar ook hoopvol.  Hoopvol omdat Hidde een slimme knaap is, die het helaas erg moeilijk heeft met de mensen in zijn omgeving, of zij met hem: meestal vinden ze hem een watje.  Mama heeft ook maar ten dele door dat voortdurende afwezigheid helemaal niet ideaal is voor haar kinderen.  Maar ook zij moet verder met wat er met Ward gebeurde.     

Van der Geest heeft de lezer op sublieme wijze een rol gegeven in zijn derde boek.  Hidde schrijft zijn dagboek namelijk aan “jij met goede handen, die dit boek leest”.  Wanneer Jeppe zelfs gaat inbreken in Hiddes dagboek, wordt het voor de lezer nog duidelijker, dat hij of zij voor Hidde echt een hulp is, en dat dit middel Jeppe van zijn stuk brengt, al het maar voor een deel.  Want Jeppe blijft wat hij is: een etter.  Toch weet van der Geest van Hidde en Jeppe mensen te maken van vlees en bloed: Hidde is geen superman, die strijdt tegen zijn broer, en Jeppe is niet zomaar de slechterik van dienst.  Hidde is het moe, dat Het Geheim alles verpest tussen hem en Jeppe, dus gaat hij het verhaal “aan jou” vertellen.  Maar Hiddes dagboek is geen veilige haven meer, Jeppe gaat er dingen bijschrijven, en je voelt de zinderende spanning tussen hen, die ooit eens moet ontploffen.  Wanneer dat effectief gebeurt, leef je intens mee met de broers, en hoop je dat alles goed komt.
Met “Spinder” bewijst van der Geest dat “Geel gras” geen toeval was, en dat hij moeilijk in een vakje te stoppen is.   

Spinder / Simon van der Geest ; Karst-Janneke Rogaar.- Amsterdam : Querido, 2012.- 232p.: ill.- ISBN 978 90 451 12800 0 - 13+