zondag 1 januari 2012

Paul van Loon en ik





Toen Paul van Loon destijds schreef, schreef hij in negen op de tien gevallen voor het kleine meisje dat ik toen was, al wist ik toen nog niet dat het Paul van Loon was.  Die man die “afspraak in het bos” of “stuurloos tussen de sterren”  schreef.  Boeken voor op school – geen denken aan dat ik de “zoeklichtboeken” voor mezelf, voor thuis, nog maar voor mijn verjaardag zou vragen!  Waarom zou je boeken die je op school moest lezen, tenslotte thuis nog WILLEN lezen?  “Zoeklicht”boeken waren boeken voor op school.  Klaar.  Dat de ene helft van de klas graag las, en de andere helft, zo ongeveer, totaal niet, laat ik even buiten beschouwing.  Als ik ze zag in de winkel, was ik wel verrast: dat je die boeken ook gewoon in de winkel kon kopen, was nieuw voor mij.  Ging ik af op wie “Karate op de stortplaats”, of “Stuurloos tussen de sterren”, of mijn favoriete zoeklichtboek omdat het zo triest was, omdat Opoe doodgaat, “Afscheid van Opoe” schreef?  Nee.  Het waren de kaften van de boeken die voor herkenning zorgden, in de boekhandel, buiten de schoolmuren.
De “Zoeklichtboeken” waren boeken, en ook als kind verslond ik boeken, zo simpel was dat.  Alleen bleven de “Zoeklichtboeken” echt iets van school.  Terwijl “De griezels” en later “Duupje”, wél een klok deden luiden, en dat wél boeken waren die ik voor thuis wilde.  Dat waren namelijk boeken die onze leraars met veel verve voorlazen op vrijdagmiddag, als er op het uurrooster “Vertellen” stond.
Intussen zijn we aanbeland in het jaar 1991.  Het jaar waarin het eerste deel van “De Griezelbus” verschijnt.  Ik heb dat boek nooit gelezen toen ik er de leeftijd voor had.  Toen las ik namelijk een keer of drie achter elkaar “Het duvelsjong en andere weerwolfverhalen” van Ton van Reen.  Een man op wiens naam ik toen wél al lette, hoewel het mij ook toen nog altijd alleen maar over het verhaal zelf ging, en niet zozeer over de auteur ervan.  Maar ik moest natuurlijk wel weten waar ik het boek in de bib kon vinden, en dus moest ik zijn naam onthouden.
Tot ik Bart Moeyaert op een foto in de bib zag.  Ik ben dan een jaar of dertien.  Toen veranderde alles, en ging ik defintitief overstag voor lezen.  Alles wat los en vastzat.  Als Bart Moeyaert destijds niet met een fotootje in de bib had gehangen, was ik misschien een rekengriet geworden.  Of een kruidenvrouw.  Of zwerfster.
Nu ben ik wie ik ben: een letterenvrouw met hart en ziel.
Ik geloof dat ik een kanjer van een inleiding schreef.  Een inleiding die mij bij “De Griezelbussen” van Paul van Loon moet brengen.  Ik leer de boeken kennen via het nog maar pas aan het venster kijkende internet, op een of andere encylopedie.  Allemaal in het kader van mijn studie, waarover u hier meer kunt lezen.  Beste dames, heren, mensen die vinden dat recensenten altijd maar weer “het betere boek willen aanbrengen en dan maar meteen vinden dat al de rest niet hoort: u gaat mij dat nooit horen zeggen, dat kinderen Paul van Loon en consoorten niet mogen lezen”.  Maar dat leest u dan hier weer.

Want ik meen dat oprecht: ik geniet echt van tijd tot tijd van het herlezen waar ik op mijn negentiende mee begon, omdat ik voor mijn studie toch wilde weten wie ik in mijn “rapport over griezelen in jeugdboeken” voor mij had.  Ik geniet oprecht van “De Griezelbussen”.  Alleen bekijk ik de boeken vanuit een iets ander standpunt: ik ben volwassen (maar dat was ik op mijn negentiende ook al, medunkt), en ik schrijf over boeken, en ik werk met hart en ziel voor de Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen, waar ik het als mijn taak zie om kinderen en jongeren net die boeken aan te bieden waar ze anders nooit naar zouden grijpen.

De Griezelbus, dat is een raar geval.  Elk jaar tijdens de kinderboekenweek, om met “De Griezelbus 1” in uw huiskamer te komen binnen denderen, komt schrijver P. Onnoval  met zijn bus vol beschilderde skeletten, en zijn kameraad Beentjes aan het stuur, in scholen klassen oppikken voor een rit met de bus, die er ook vanbinnen lekker eng uitziet.  En dan begint de reis met de Griezelbus: Onnoval leest verhalen bij voorwerpen die hij in de bus heeft uitgestald.
Maar waarover gaat het tiende verhaal dat de schrijver beloofde?  Terwijl er maar negen voorwerpen op de tafel liggen?

Van Loon weet de spanning er goed in te houden, en de lijm tussen de verhalen in “De Griezelbus 1” werkt voortreffelijk.  Omdat P. Onnoval zich echt als schrijver die een klas meeneemt, kan opwerpen.  Hij weet echt bij elk voorwerp wat hij moet vertellen, alvorens hij het verhaal dat bij dat voorwerp hoort, begint voor te lezen.  En wanneer het voor de leerlingen in de bus te spannend wordt, of wanneer zij het niet meer leuk vinden of het te eng beginnen te vinden, is er altijd de helpende leraar, die echter ook niet altijd goed weet hoe hij moet reageren.  Getuige hiervan is het verhaal over “De Stoel”, waarin Meester Maurice mag plaatsnemen.

De personages zijn in “De Griezelbus 1” ook nog het best uitgewerkt, iets wat in de andere delen minder het geval is.  Maar dan zijn het weer de griezelelementen die voortreffelijk de bovenhand nemen, zoals een radio die in de Griezelbus 2 zomaar een programma begint uit te zenden dat “De Griezelbus” heet, en waar de vier kinderen die in de bus zijn belandt, die op een autokerkhof staat, omdat het zo hard regent, naar MOETEN luisteren, of ze dat nu willen of niet.  Een radioprogramma waar je naar moet blijven luisteren: Paul van Loon maakt hiermee weer dat ik aan zijn boek gekluisterd blijf, al vind ik de lijm die ik in deel 1 wel erg goed vond kleven, iets minder aanwezig, en komen de verhalen in dat radioprogramma iets te makkelijk.  In de Griezelbus 2 zijn er geen voorwerpen, maar verhalen over vriendschappen die de dienst uitmaken.  In deel 1 kon je echt nog samenhang merken, en kwam “De Griezelbus 1” iets dichterbij de leefwereld van kinderen uit de basisschool, en waren de leerlingen ook echter zijn.  Met durvers die er niks van geloofden, en dapper willen zijn.  Ze willen zich niet laten kennen door hun klasgenoten.  In De Griezelbus 2 wordt van de vier kinderen in de bus, één karaktertrek uitvergroot, zoals André die voorzichtig verliefd wil worden op Anke, een durfalmeisje.  André vraagt zich af of zij hem wel ziet zitten.  Eddy C. is iemand die de rol van dappere jongen op zich neemt, en Hassan luistert naar muziek uit zijn hoofdtelefoon voor zolang dat kan.
Hetzelfde als het over de personages gaat, kan gezegd worden over de andere delen in de reeks.

De griezelelementen echter zijn ALTIJD voortreffelijk, ook als een verhaal mij (misschien heb ik ze al te vaak herlezen, dat zou kunnen) minder zegt.  Het verhaal over het jongetje van wie de vader een vampier wordt, en zijn vrouw, de moeder van dat jongetje, natuurlijk niet kan achterlaten: NATUURLIJK komt een normaal mens dat in het echte leven niet tegen, maar dat is zonder Paul van Loon gerekend, die van Jakob, zoals het jongetje heet, een twijfelaartje maakt, die uiteindelijk weet dat hij eigenlijk niet zonder zijn ouders verder wil.  En je kan er ook maar beter op letten dat je de juiste trein neemt naar je oma.  Maar of oma in een normaal dorp woont, zonder weerwolven en duistere wezens?  Dat mag je zelf uitzoeken.
De Griezelbus 4: Van Loon weet er een leraar in te laten gijzelen door zijn creatuur P. Onnoval, en dat is dan wel weer die voortreffelijke “lijm”.  Want Onnoval heeft de leraar letterlijk in zijn macht, terwijl er op allerlei plaatsen dit keer, aan een klas kinderen, verhalen worden verteld over de plaatsen in kwestie.

En dan heb ik het nog niet gehad over De Griezelbussen 5, 6 en 7.  Over deel 5 zou ik kunnen kort zijn: voor dit boek trok van Loon de kaart van het internet, en worden verhalen verspreid via de pc van zijn personages, in de vorm van een wormvirus.
Deel 6 is het boek van de film, die ik helaas nog altijd niet gezien heb.  Deel 7 is voorlopig aan mij voorbijgegaan.  Bij dit boek zaten sterretjes die lichtgaven en die je op je muur kon kleven.

In “De Griezelbus 0” komen we te weten waar het heerschap P. Onnoval vandaan komt, en hoe het komt dat hij geworden is wat hij is, en waarom dat zo is.