donderdag 21 mei 2009

Er was eens een vrouw… : over heksen, prinsessen, boze stiefmoeders en aanverwanten

Sprookjes, ze zijn de laatste tijd wel eens stof tot discussie geweest. In stukken, en in reacties op stukken, geschreven voor "Vertel Eens". Eén reactie bleef me bij: (…) “soit belle et tais-toi, dat leren meisjes er uit.” Maar is dat wel zo? Moeten of zijn meisjes in sprookjes alleen maar mooi (zijn) en houden ze hun mond?

Prinsessen

Wanneer we het in sprookjes over prinsessen hebben kunnen we niet om Sneeuwwitje, Assepoester en Doornroosje heen, en dan hebben we het nog niet gehad over de vrij onbekende prinsessen uit het sprookje van de zes dienaren of over Ezelsvel: de prinses met haar op de tanden, zo moet blijken. Bij de prinsessen zien we misschien inderdaad een rolbevestigend patroon: meisjes zijn er om huishoudelijk werk te doen. Dat is overduidelijk zo bij Assepoester die alle vuile werk moet doen, terwijl haar stiefmoeder en haar twee zussen geen klap uitvoeren, en vader werkt zich te pletter. Over hem weten we uit verschillende “Assepoester” versies alleen dat hij graaf is ofzo. Merk ook op dat hier jaloezie tegenover Assepoester te pas komt.

Sneeuwwitje is een beetje een gelijkaardige situatie: mama is koningin, en ze wil samen met haar man (verder is er over hem ook niets geweten – man/vrouw willen samen erg graag kindjes, en daarvoor moet je met twee zijn) Mama gaat dood, en papa vindt dat zijn dochter een nieuwe moeder nodig heeft. Trouwt dan maar met een andere mooie vrouw, maar of de nieuwe koningin een even goede moeder is? Vergeet het maar: het woord stiefmoeder verdwijnt maar met mondjesmaat uit onze woordenschat van nu: enkel omdat die term door de sprookjes zo’n negatieve bijklank heeft.
Bij Sneeuwwitje komt ook naar voor dat het de jager is die de koningin terwille moet zijn, en Sneeuwwitje ter dood moet brengen. Om tegengewicht te bieden aan de boosheid van haar stiefmoeder, is de jager wél menselijk en wil hij Sneeuwwitje helemaal niet doden. (Hij stuurt een zevenjarig ukje dan maar de bossen in) Wanneer zij het dwergenhuisje ontdekt, blijkt ook weer dat zij een echte vrouwenrol krijgt toebedeeld: “wil jij ons huisje netjes houden, wassen en plassen?”
Maar we hadden het over prinsessen: in Assepoester en Sneeuwwitje komen we een gelijkaardige eindsituatie tegen: beide meisjes trouwen uiteindelijk met een knappe prins en leven nog lang en gelukkig.
Doornroosje is een echte klassieke sprookjesprinses: ze dwaalt rond in haar sprookje, zonder dat ze ooit zelf moet afwassen of koken: daar heeft ze bedienden voor. Iedereen vindt haar mooi en lief. Ook zij krijgt een kus - na 100 jaar slapen – van een knappe prins. “Wil je met me trouwen?” is in zowel Doornroosje, Sneeuwwitje als Assepoester dé formule voor het eind van deze sprookjes. Hun antwoord is steevast: “Ja”. Wat als zij nu eens “nee hoor, wat denk je wel?” zouden antwoorden? Perrault heeft dat in zijn versie van Doornroosje uit de bundel “Sprookjes van moeder de gans” zeer goed begrepen: nadat Doornroosje is wakkergekust krijgt de lezer ware horror voorgeschoteld: Doornroosje heeft een schoonmoeder die niets van haar moet weten, en zij wil haar uit de weg ruimen. Ze schuwt hierbij geen enkel middel. Vergeet ook de prinselijke kus ...

Prinses Muizenbont is volgens “Ze leefden nog lang en gelukkig” ook wel een klassieke prinses, maar je merkt dat zij iemand is met haar op de tanden. Haar vader vraagt haar twee zussen en haar als wat zij het ergst zouden missen, waarop Muizenbont antwoordt dat ze haar vader erger zou missen dan zout. Waarop pa zijn dochter wegstuurt: “mij vergelijken met een zak zout, het lef!” Later komt Muizenbont’s vader aan op het kasteel waar zijn dochter als keukenmeid werkt. Hij krijgt alle spijzen voorgeschoteld zonder zout. Nu weet hij hoe eten smaakt zonder zout, is de logica van prinses Muizenbont. Prompt vergeeft haar vader zijn dochter, en snapt hij wat ze bedoelde…

Globaal gezien kunnen we toch zeker voor prinsessen stellen “soit belle et tais-toi”.
En toch. Er is geen reden om hierdoor geen sprookjes meer voor te lezen. Wanneer kinderen erdoor geboeid zijn is het ok. Hebben ze vragen? Willen ze weten waarom een prinses is zoals ze wordt voorgesteld? Mooi, niks mis mee. Ik heb het verder in dit stuk over de rol van sprookjes, wanneer de wijven, de kindertjes en de moeders de revue gepasseerd zijn.

Sprookjeswijven: over heksen en boze stiefmoeders

Dat een vrouw in sprookjes alleen maar mooi moet zijn: ik betwijfel dat met graagte! Wat te denken van de heksen die kindertjes in hun koekenhuisje lokken om ze op te vreten? De heks uit Hans en Grietje is trouwens een alleenstaande vrouw. Daarvoor is ze tenslotte een heks: een wijf met rode ogen waarmee ze slecht ziet, waardoor het jongetje dat wordt vetgemest in het stalletje naast het huis, haar te slim af is. Grietje is een beetje een bange wezel, maar je zou voor minder, wanneer je leest dat de heks, wanneer ze Grietje wil laten voelen of de oven al heet genoeg is, het plan heeft om Grietje er dan in te duwen en ook op te eten. Maar ook Grietje is de heks te slim af, en ze weet heel goed wat de heks van plan is.
De heks/buurvrouw uit Rapunzel zou ik liever ook niet naast mijn deur willen: wanneer zij haar buurman betrapt op het stelen van het raponsjeskruid (in “Ze leefden nog lang en gelukkig” wordt dat peterselie…) in haar tuin, laat ze de doodsbange man beloven dat zij hun eerste kindje mag komen halen. Wanneer Rapunzel geboren wordt, sluit dit heksenwijf haar op in een toren zonder vensters of een deur. Ook de prins, die Rapunzel tijden later hoort zingen, en zich afvraagt hoe hij bij haar kan komen, is dit heksenwijf te slim af: ze knipt de vlecht van Rapunzel af, brengt haar naar een woud, laat haar achter. Wanneer de prins langs de vlecht omhoog klimt, laat de heks deze los, en de prins belandt in de braamstruiken, waardoor hij blind wordt.
Men zou kunnen zeggen: weer een prins die Rapunzel wil trouwen.
De koningin uit De zes dienaren is eigenlijk ook een heks, die het met listen en bedrog tot koningin heeft geschopt, hoewel ze helemaal niet kan regeren. Zij houdt haar dochter ook gevangen in een toren en deze krijgt nauwelijks eten of drinken. Ma is namelijk nogal jaloers omdat ze zo mooi is. Menig man heeft al naar haar hand gevraagd, maar ze zijn telkens zonder koppen of andere ledematen geëindigd… Tot de man met zijn zes dienaren aan de poort klopt. Ik moet zeggen: tot voor kort kende ik dit sprookje (waarvan “Langnek” al jaren de Efteling siert) niet, maar ik vind het geweldig, ook na dit te hebben gelezen voor dit stuk. Het zit goed in elkaar, en of de heks het onderspit delft? Lezen maar! Je vindt dit sprookje in “Sprookjes van de Efteling”.
Hebben de heksen ook dat lievige over zich? Zwijgen zij? Zijn ze mooi? Dacht het niet. Ze zijn leep, ze zijn vals, en allesbehalve mooi.
Stiefmoeders stoten me als volwassene in de wereld van vandaag een beetje tegen de borst, vanwege hun ronduit negatief imago dat ze meekregen in sprookjes – wanneer we kijken naar Sneeuwwitje en Assepoester in het bijzonder. Ook Hans en Grietje hebben een moeder die niet hun echte moeder is, en ze houdt dan maar meteen helemaal niet zo van hen. Het is namelijk helemaal niet zo dat mensen die hertrouwen dat doen met vrouwen als krengen. In die zin hebben “mee-moeders” of nieuwe ouders in nieuw-samengestelde gezinnen het misschien wel nog wat moeilijker, hoewel de term “stiefouder” wel lijkt verdwenen te zijn.

Sprookjesmeisjes

Ik wilde het niet zo over hen hebben, maar ik kan eigenlijk niet om hen heen: Hans en Grietje, Roodkapje, Klein Duimpje en zijn zes broertjes: De kinderen in de sprookjes, zonder het over de prinsesjes te hebben. Hans en Grietje zijn mijns inziens toch wel kinderen die het niet makkelijk hadden: geen geld, want pa heeft geen werk (over ma wordt qua werk niet gesproken: het is maar normaal dat ze thuisblijft, misschien?). Er is armoede. Ma en pa bedenken het ondenkbare – vooral ma, van wie we weten dat ze niet de echte moeder is van Hans en Grietje – de kinderen worden achtergelaten in het bos. Onze kindjes schrikken wel, wanneer ze de broodkruimels die ze strooiden, niet meer terugvinden, die hen de weg naar huis moeten wijzen, dus moeten ze op weg. Over heksen en lokhuizen hadden we het al.
In Klein Duimpje leren we hem kennen als een slim kereltje, terwijl zijn broertjes niet echt zo’n groot verstand blijken te hebben: Dat heeft minstens te maken met het creëren van dan weer “een held in een verhaal”. Ook niks mis mee. Er dient te worden opgemerkt dat in dit sprookje zowel de moeder als de vader beide mandenmakers zijn.
Roodkapje is een dochter uit een klassiek gezin: ma is thuis, terwijl pa houthakker is. Zij wonen dichtbij een bos in een mooi huis. Toch is het ook hier weer de vrouw die zich opwerpt als spil van het gezin: zij zorgt ervoor dat grootmoeder haar mandje met koek krijgt, en drukt Roodkapje op het hart om niet van het pad af te wijken: in het bos woont namelijk een wolf. De rest kennen we. In de meeste versies loopt dit sprookje goed af, maar in Perrault’s versie komt een seksuele tint het verhaal binnengewandeld: de wolf spoort Roodkapje aan om bij hem in bed te komen.
Hierover later meer.

Dieren als ouders

Hier kunnen we stellen dat het moeder geit en moeder varken zijn die hun kroost alleen opvoeden. Zeven geitjes en drie biggetjes! Geen vader te bekennen. Hoezo vrouwen zijn doetjes, moeten zwijgen? Als vrouw je kinderen alleen opvoeden, 3 biggetjes en 7 geitjes? Geen sinecure!

Negatieve connotatie van wolven en hoe we uit sprookjes dien(d)en te leren

Deze heeft louter te maken met het verhaal van Roodkapje waarin de wolf haar en oma opeet. Terwijl een wolf banger is van mensen dan dat mensen dat zouden moeten zijn van hem. De wolf uit “De wolf en de zeven geitjes”? Van het zelfde stofje een pak!
Wolven hadden in sprookjes de rol van mannen die slechte bedoelingen hadden met meisjes, terwijl Roodkapje dan weer diende om aan te tonen dat je maar beter kunt doen wat volwassenen je opdroegen, of het liep slecht met je af. Dat hebben de bewerkers van sprookjes goed begrepen.

Bewerkingen


Wanneer we er Roald Dahl’s Gruwelijke rijmen erbij nemen is het duidelijk dat Dahl afwilde van het lievige, het naïeve dat vooral sprookjesvrouwen en meisjes te beurt valt. Roodkapje die opgegeten wordt door de wolf? De wolf kan zich maar beter bergen! Ze haalt een revolver uit haar slip en aan het eind draagt ze een jas van wolvenvel! (En ik ben tegen bont hoor, van eender welk dier!) Assepoester vindt al dat gezeur over balzalen en prinsen ook maar niks. Door alles om te keren worden de rijmen echt cool, en nodigen ze uit om sprookjes te leren kennen, omdat de grote verhaallijnen uit de klassieke sprookjes wel overeind blijven.
Wat Edward van de Vendel met Roodkapje aanving in Rood Rood Roodkapje: het is goud waard. Zijn meisje heeft haar op de tanden, en heeft helemaal geen zin om naar haar altijd maar zeurende oma te lopen. Ze is zelfs opgelucht wanneer ze merkt dat de wolf oma opgegeten heeft!

Meelzakjes…

Vallen me op in de TOON wanneer ik er oude(re) sprookjesbundels op nasla. De “Sprookjes van de Efteling” spannen hier de kroon. Ik hou van sprookjes en welke thema’s deze bevatten, ik ben fan van Roodkapje en onze geitenmoeder, van Hans en Grietje, etc, maar de té lieve toon, de personages zonder ruggengraat: ze vallen me in “Sprookjes van de Efteling” te erg op, en hier volg ik mensen wel wanneer ze zeggen geen sprookjes meer voor te lezen. Maar neem er gerust de moderne navertellingen van Henri Van Daele bij, of andere bundels, waarvan je  onder het kopje "Sprookjes", op dit blog, een selectie terugvindt.

De titel van dit stuk is met dank aan Jan-Paul Schutten bovenaan beland!