woensdag 21 maart 2007

De Griezelbus en ik



In 1998 zit ik op school, ik volg een opleiding voor bibliotheekassistente. Ik start in september met module A, wat inhoud dat ik alles leer wat ik op technisch vlak over de biebwerking dien te weten. We krijgen het vak "automatisering en gegevensbankondervraging". Voor dit vak moet onze klas tegen het eind van het vak, ik geloof dat het vak 16 uren telde, een soortement "werkje" maken. De onderwerpen zijn vrij te kiezen. We krijgen rond dit werk verschillende opdrachten mee, over hoe en waar we moeten zoeken. Het resultaat moet een “rapport” zijn, inderdaad, enkel de verkregen resultaten tellen. Dat vond ik in het begin een beetje vreemd: geen boeken bespreken? Maar het ging over de bronnen. Die moeten besproken worden. Verder moeten we in ons werk kunnen aantonen dat we op internet kunnen surfen (hmm, en dat voor iemand die nog maar net, we schrijven dus 1998, het internet over de telefoonlijn van pa en ma heeft ingeruild voor een aansluiting via de kabel.) Maar dit leverde geen probleem op. Mijn onderwerp (waarom vertel ik bovenstaande? Omdat het een fijne periode was, daarom.) handelde in eerste instantie over “magie in jeugdboeken.” Gevolg: veel meer ruis of stilte dan me lief was. (Ruis: verkregen resultaten die niets met je onderwerp te maken hebben, maar wel zijn gevonden. Stilte: Geen enkel resultaat) Dus ging ik voor “griezelen in jeugdboeken.” Ja hoor, toen ook al compleet wild van alles wat met kinder- en jeugdboeken te maken had, en ergens wilde ik mijn basisopleiding ook wel volgen om te kunnen doorstromen naar de bijscholingen op school, een aantal jaren verder, zijnde “kinderboekwerker” en “jeugdboekwerker.” In de boekhandelcatalogi vond ik wel een aantal resultaten, in de bibcatalogi nog veel meer (kon je echt gericht zoeken, en met heel veel resultaat, goed bevonden voor mijn onderwerp) En toen stropte ik. Ik was driekwart weg, geloof ik. Ik weet niet meer waarom ik daar op kwam, maar opeens dacht ik aan “De Griezelbus”, boeken die ik vaag kende. Omdat die reeks toen al heel populair was. En van Paul van Loon. Dat wist ik ook. Ik vond ook dat ik, wanneer ik die “Griezelbus” in mijn rapport opnam, ik toch wel moest weten WAT ik opnam. En zo geschiedde. Ik kocht aan het einde van mijn eerste module een cadeautje voor mezelf: alle tot dan toe verschenen delen (vier al geloof ik) van “De Griezelbus”. Ik vond het heerlijk. En dat vind ik nog, eens je voorbij de schabouwelijke schrijfstijl bent. Want je merkt wel wat “populairisme” op, en dingen die het goed doen bij de beoogde leeftijd van 9+: voortdurend het roepen van krachttermen bijvoorbeeld. Of durfals creëren en verder niet echt je personages uitwerken. Hoewel ze het wel goed doen in de sfeer van de verhalen: sommigen zijn echt bang voor wat hen overkomt, en anderen hebben lef. Maar dit hoort wel bij griezelverhalen. Ook hier: vampiers, zombies, de maan (haast nooit zie je een griezelverhaal dat overdag speelt: altijd is het wel “bijna donker, valavond.”). Maar waar ik het dolst op ben, zijn de verhalen met weerwolven. Dat legde ik al eerder bloot, die fascinatie. Hmm, noem het inderdaad gerust een fascinatie. Ik geloof dat ik er vroeger zo bang voor was (ik herinner me vaag een aflevering van Merlina waarin een weerwolf een rol had (ik weet niet hoe die daar kwam), en dat ik ’s nachts na die aflevering, op mijn moeder heb geroepen…). Maar het veranderen van gedaante bij nacht, bij volle maan, van mens naar wolf (van Loon illustreert dit meesterlijk in zijn teksten, cf vooral “De Griezelbus 2: “de liefste juf”, en de Griezelbus 3: “het flatgebouw.” Deze laatste gaat vooral over bewijzen van een weerwolf in een doodgewone buurt… Aah, heerlijk…) Ook in “De Griezelbus 1” zit een weerwolf, en ik geloof in boek 4 ook. Ik weet niet waarom vampieren mij minder zeggen. Het kunnen vliegen als een vleermuis, om als mens weg te komen lijkt me wel wat, maar verder reikt mijn interesse niet zo.
Maar goed. Telkens als ik geen zin heb in lezen (dat gebeurt mij ook wel eens, gelukkig niet te vaak), grijp ik terug naar “De griezelbussen” (of naar Aspe) Ik sta er eigenlijk een beetje versteld van dat ik na al die tijd (ik was negentien toen ik de Griezelbussen voor het eerst las), nog steeds kan genieten van de “grumor” van van Loon.